Korte verhalen

Titel kort verhaal       boekje

Jesse en Julian logeren samen bij opa en oma. Hier genieten ze erg van. Opa en oma wonen vlak bij het bos. Vanuit de achtertuin kunnen ze zo naar de plas, waar ze vaak spelen. Daarachter is het bos. In het eerste deel van het bos mogen ze spelen, in het tweede deel – het donkere bos- mogen ze alleen komen samen met opa en/of oma.

Eén keer in de maand mogen ze samen bij opa en oma logeren. Dit is zo ontstaan, omdat ze beiden niet veel vrienden hebben. Jesse is autistisch en daarbij licht verstandelijk beperkt. Hij kan niet goed meekomen met de andere kinderen in de buurt en wordt ook regelmatig gepest. Hij kan niet alles wat de anderen wel kunnen. Vaak snapt hij ook niet goed wat ze bedoelen, als ze iets aan hem vragen of tegen hem zeggen.  Julian is ook autistisch, maar daarnaast hoog begaafd. Op school is hij leergierig, wil opletten en ergert zich eraan als zijn klasgenoten dat niet willen. Zij kunnen zijn houding echter niet zo waarderen. Beiden hebben dus om verschillende redenen weinig tot geen vrienden. Gek genoeg kunnen ze het samen heel goed vinden. Ze voelen elkaar aan, ook al verschilt hun leerniveau nogal van elkaar.
Jesse logeert al langere tijd eens in de maand bij opa en oma. Julian wilde dan ook graag naar opa en oma toe en smeekte zijn moeder om bij opa en oma op visite te gaan. De jongens kunnen zo lekker met elkaar spelen, dat opa en oma hebben gezegd, dat ze in het vervolg wel beiden mogen komen.
Opa en oma wonen in een mooi, vrijstaand huis, vlakbij het bos. In de achtertuin hebben ze veel fruitbomen en opa verbouwd ook groenten en aardappelen. Jesse helpt opa met het plukken van de vruchten als deze geoogst moeten worden. Ook vindt hij het leuk om opa te helpen met schoffelen, onkruid wieden en de planten water geven als het een tijd droog is. Julian vindt dit wat minder leuk. Hij helpt wel een tijdje, maar gaat dan naar binnen om een wetenschappelijk boek of tijdschrift te lezen of op de tablet informatie op te zoeken. Daar vindt Jesse dan weer niks aan.
Waar ze samen wel van kunnen genieten, is het spelen achter de tuin van opa en oma. Nu ze beiden hun zwemdiploma hebben, mogen ze op het vlot spelen in de ondiepe vijver achter de tuin. Hier kunnen ze samen echt uren vertoeven. Ze spelen dat ze rovers zijn en op de vlucht moeten voor de vijand. Ze springen dan op het vlot en met de grote stokken, die ze erbij hebben liggen, duwen ze zichzelf naar het midden van het water. De vijand staat dan raar te kijken. Zij kunnen er niet meer bij.

Ook vanmiddag zijn ze samen aan het spelen op het vlot. Op een gegeven moment hebben ze het wel gehad met dit spelletje. Ze willen een keer weer wat anders. De honden, labrador Salt en Australian shepherd Sky, spelen samen bij het water. Zij zijn deze keer ook beide, samen met de jongens, aan het logeren bij opa en oma. Julian bedenkt ineens dat ze de vorige keer met opa in het donkere bos zijn geweest en daar bij een soort gangenstelsel terecht zijn gekomen. Van boven was het wel open en kon je er overheen kijken, maar het was een ideale plek om samen oorlogje te spelen. Die keer dat ze daar met opa waren, hadden ze hun pistooltjes niet bij zich. Daarnaast heeft opa nooit zoveel geduld, dus ze mochten er even spelen. Toen wilde opa weer verder lopen.
Als ze daar nu eens samen met de honden naartoe zouden gaan? Julian denkt dat het niet zo heel ver het donkere bos in is en de honden zijn er nu bij.
Opa is druk aan het spitten in de tuin. Oma is even naar het dorp gegaan om boodschappen te doen. Hij loopt naar Jesse toe en vraagt of hij zin heeft om samen met de honden naar het gangenstelsel te gaan. Daar heeft Jesse wel oren naar en hij loopt direct de tuin in om hun pistooltjes te halen. Jesse heeft niet zoveel besef van gevaar en tot hoever hij mag komen. Hij speelt gewoon waar Julian ook speelt, dus hij denkt er verder niet bij na dat dit niet mag.
Julian roept ondertussen naar opa dat ze in het voorste deel van het bos gaan spelen. Opa hoort niet helemaal goed wat hij zegt, maar vindt het prima. Ondertussen spit hij stevig door. Hij heeft het zweet op zijn voorhoofd staan. Het valt niet mee, dat spitten. Toen hij jonger was, was het zo gepiept. Hieraan merkt hij toch wel dat hij ouder wordt, maar toegeven zal hij dat niet. Hij gaat daarom stug verder. Hij wil het vanavond graag klaar hebben. Oma wil morgen met de jongens naar de kinderboerderij verderop, van daaruit wandelen naar het meer en dan samen picknicken. Het nog langer laten liggen wil opa niet. Hij hoort de jongens wel iets zeggen over het bos, maar niet helemaal precies wat. Ze spelen wel vaker in het voorste stuk van het bos. Het is meer een veld met wat bomen en bosjes, waar de jongens graag mos en kleine diertjes zoeken. Prima toch.
Ondertussen lopen Julian en Jesse met Salt en Sky richting het bos. De honden zijn beide kletsnat van het water. Ze houden er allebei van om lekker in de plas te springen, er in te liggen en water te slobberen. Salt loopt op zijn dooie gemakje achter de jongens aan, terwijl Sky van de ene kant naar de andere kant, tussen de bomen door, dartelt.
‘Weet jij nog waar het gangenstelsel is?’, vraagt Jesse aan Julian. ‘Ik denk het wel. Volgens mij was het niet zover naar achteren. Loop maar achter mij aan.’ Jesse loopt rustig achter Julian aan, maar al gauw rent hij hem voorbij. ‘Kijk uit, de vijand komt eraan.’ Julian houdt ook wel van een spelletje en samen rennen ze het donkere bos in gevolgd door Salt. Sky loopt de ene keer voor hun uit, dan weer achter ze, links of rechts. Het is een echte dartelkont en als de jongens het op het lopen zetten, wordt dit alleen maar erger. Ze lopen verder en verder het donkere bos in. Ze letten niet op waar ze langs lopen, maar ineens zien ze het gangenstelsel. Yes, hier kunnen ze lekker spelen. Ook de honden vinden het leuk om door de verschillende gangen te lopen. Ze lopen lekker heen en weer. Salt heeft het op een gegeven moment wel gezien en gaat  voor de ingang liggen. Sky houdt het langer vol, maar uiteindelijk ploft hij gezellig naast Salt neer, beiden met hun natte vacht op de met mos en houtsnippers bezaaide grond. Sky rolt er nog even lekker doorheen.
De jongens hebben dit niet in de gaten. Ze hebben stokken en takken gevonden en besluiten hiermee, in de open ruimte achterin het gangenstelsel, een hut te bouwen. Zo kunnen ze zich nog beter verstoppen voor de vijand. Rondom hen in het bos zijn genoeg takken te vinden. Ze slepen ze af en aan en gaan helemaal op in hun werk. Doordat het in het donkere bos sowieso donker is, bemerken ze helemaal niet dat het buiten inmiddels aan het schemeren is.

Opa is klaar met het omspitten van de tuin. Wat een klus, maar het is gelukkig gedaan. Voldaan kijkt hij vanuit de tuin naar de vijver erachter. Hij ziet Jesse en Julian niet. Dan herinnert hij zich dat ze gezegd hadden, dat ze naar het stukje open bos zouden gaan. Daar zullen ze nog wel lekker aan het spelen zijn. Hij ziet de honden ook niet. Meestal blijven die wel bij het water op zo’n lekkere warme dag. Zouden ze nu met de jongens mee zijn gegaan? Opa tuurt in de verte. Vanuit de tuin kan hij een deel van het open gedeelte van het bos zien, maar niet het hele stuk. Hij ziet de jongens en de honden niet. Hij loopt naar binnen om een handdoek te pakken. Eerst maar even het zweet van zijn voorhoofd vegen. Hij ziet dat oma inmiddels ook weer thuis is van het boodschappen doen. ‘Ik ga even naar de jongens toe hoor’, zegt hij. ‘Ze zijn in het bos aan het spelen en hebben de honden meegenomen,’ denk ik.
‘Denk je?’ vraagt oma. ‘Weet je dat dan niet zeker?’ ‘Nee’, zegt opa schuldbewust, ‘ik was zo druk bezig met het spitten in de tuin, dat ik daar eerlijk gezegd niet zo goed op gelet heb. Maar ze spelen toch wel vaker op het stuk waar het bos open is? Ze zijn vast oorlogje aan het spelen en hebben de honden dit keer meegenomen.’ Oma is er niet helemaal gerust op. De jongens spelen inderdaad wel vaker in het eerste deel van het bos. Daar kunnen ze zich mooi achter de bosjes verschuilen voor de zogenaamde vijand of ze zijn met potjes, vergrootglas en boekjes op zoek naar allerhande dieren. Normaal gesproken nemen ze echter de honden niet mee, die lopen alleen maar in de weg. ‘Nou ja, meestal zijn de honden er ook niet’, bedenkt ze zich, ‘de jongens komen meestal alleen. Misschien vinden ze het juist wel leuk om even met de honden in het bos te spelen.’
Oma pakt de boodschappen uit en wil daarna met het eten gaan beginnen. Opa loopt ondertussen richting het open bos. Oma kan hem vanuit het keukenraam het eerste stuk zien lopen. Hij loopt rustig die kant op, maar als hij verder loopt ziet ze zijn houding veranderen. Daar moet hij ongeveer het gehele open stuk bos kunnen zien. Zouden de jongens er niet zijn? O jee, dit is ze nog nooit overkomen. Meestal spelen de jongens gewoon achter de tuin bij de vijver op het vlot of iets daarachter op het open veld. Ze kunnen ze vanaf het huis dan goed zien.
Af en toe vragen ze of ze iets verder mogen en dan spelen ze in het open bos. Ze vermaken zich daar prima met z’n tweeën. Inmiddels ziet ze vanuit het raam dat haar man bezorgd begint te kijken. Hij kijkt naar haar en wenkt of ze ook die kant op wil komen. Snel stopt ze de laatste boodschappen in de koelkast en loopt richting haar man. Ze ziet de norse trekken om zijn gezicht, die hij altijd heeft op het moment dat de dingen niet gaan zoals hij dat wil. Hij kan er absoluut niet tegen als de dingen anders lopen. Daarnaast zal hij zichzelf waarschijnlijk schuldig voelen, dat hij niet beter heeft opgelet. Hoe lang zullen ze inmiddels al weg zijn? Wat moeten ze tegen de kinderen zeggen? Er gaat van alles door oma’s hoofd. Was ze maar geen boodschappen gaan doen, terwijl opa zo druk bezig was in de tuin. Ze weet dat hij daar dan helemaal in op gaat. Inmiddels is ze haar man op een paar meter genaderd. Ze ziet in zijn ogen de angst. Dit heeft ze nog niet vaak gezien. Hij maakt zich ook zorgen en verwijten. ‘Wat ben ik stom geweest. Dat ik niet even eerder heb gekeken. Dat ik niet goed heb geluisterd naar wat ze tegen me zeiden. Ze weten toch dat ze niet in het donkere bos mogen komen? Zullen ze daar nu toch naartoe zijn gegaan?’ Opa zucht diep. ‘Wat moeten we doen. Eerst maar in het donkere bos gaan kijken of ze daar misschien heen zijn gegaan?’ Hij zegt maar niet tegen oma waar hij bang voor is. Dat iemand ze misschien wel mee heeft genomen. Maar zou hij dan de honden niet hebben gehoord? Die zouden dan toch wel geblaft hebben? Opa weet echter ook, dat hij zo in zijn werk op kan gaan, dat hij zich helemaal kan afsluiten van alles en iedereen om zich heen. ‘Wat ben ik ook een sukkel. Dat ik niet beter opgelet heb.’ Zwijgend kijken ze elkaar aan. Ieder met hun eigen gedachten. Oma is de eerste die wat zegt. ‘Zal ik de buren waarschuwen, zodat we met meerdere mensen kunnen zoeken? Of wil je eerst zelf gaan kijken?’ ‘Tja, wat is wijsheid’, denk opa. ‘Hij weet helemaal niet meer hoelang het geleden is dat de jongens tegen hem zeiden dat ze in het bos gingen spelen. Wat zullen de buren wel niet van hem denken’.
‘Laten we eerst zelf even gaan kijken’, zegt hij. ‘Misschien zijn ze net aan het begin van het donkere bos.’ Samen lopen ze door het open bos op weg naar het paadje in het donkere bos, waar ze altijd samen met de jongens lopen. Ze proberen zo stil mogelijk te zijn en spitsen goed hun oren. Ze horen echter niets. Ze lopen een klein stukje het donkere bos in. Als hun ogen gewend zijn aan de duisternis, kijken ze eens goed rond. Hier in het begin zien ze echter niks. Er komt wel een oudere man aanlopen met een hond. Ze vragen hem of hij twee jongens met twee honden heeft gezien. Hij ontkent dit echter. Hij denkt wel dat hij honden gehoord heeft, maar volgens hem was dat een heel eind weg. Het kunnen ook de honden zijn geweest die aan de andere kant van het bos op de boerderij wonen. Die blaffen om het minste en geringste.
Opa hoopt toch dat het de honden van de kinderen zijn en samen met oma besluiten ze om verder het donkere bos in te lopen. Ze lopen eerst over het pad wat ze meestal lopen en komen uiteindelijk uit aan de zijkant van het bos, bij de weilanden. Het begint al wat te schemeren.
Ineens bedenkt opa zich, dat de laatste keer dat hij met de jongens het bos in is gegaan, ze juist de andere kant op zijn gelopen. Dat wilde Julian graag een keer. Die keer zijn ze uiteindelijk uitgekomen bij een soort gangenstelsel, waar de jongens lekker gespeeld hebben. Jesse en Julian riepen toen nog dat ze hier graag een keer terug wilden komen, maar dan met hun nerfpistolen. Ineens ziet opa het weer voor zich. De jongens zijn uitgespeeld bij het vlot. Julian vraagt aan opa of ze in het open bos mogen spelen. Jesse loopt intussen de tuin in en komt terug met twee nerfpistolen. Die hebben ze dus meegenomen. Zouden ze dan op het idee zijn gekomen om samen met de honden op zoek te gaan naar het gangenstelsel? Dat moet het zijn geweest. Opa’s hersens kraken. Welke kant zijn ze toen opgelopen? Hij vertelt ondertussen wat hem te binnenschiet aan oma en ze besluiten om samen op zoek te gaan naar het gangenstelsel. ‘Maar als ze daar niet zijn, dan bellen we de politie hoor,’ zegt oma resoluut.
Ze lopen eerst terug naar het stuk, waar opa denkt dat ze de vorige keer precies de andere kant op zijn gelopen. Ze spitsen hun oren. Horen ze in de verte geblaf? Of verbeelden ze het zich?

‘Ik krijg best wel trek,’ zegt Julian tegen Jesse. ‘Ja, ik ook wel. Misschien moeten we maar teruggaan naar opa en oma. Weet jij nog van welke kant we kwamen?’ Julian kijkt eens om zich heen en het valt hem op dat het donkerder is dan voorheen. Als hij naar boven kijkt ziet hij geen stukje blauwe lucht meer. O jee, zijn we zolang weggebleven? Hij voelt zich verantwoordelijk. Hij is degene die snapt dat ze niet zomaar het bos in mogen, die besef van tijd heeft. Jesse weet dat soort dingen niet zo goed. Hij krijgt het benauwd, opa en oma zullen wel boos op hem zijn. Straks mag hij niet meer samen met Jesse bij hun logeren. Hij kijkt om zich heen, van welke kant zijn ze nu gekomen? Salt en Sky liggen nog voor het gangenstelsel. Salt ligt te slapen lijkt het wel. Sky kijkt hem aan. ‘Weet jij de weg terug naar opa en oma?’ vraagt Julian met een benepen stemmetje. Sky springt op en loopt een kant op. ‘Zullen we op hem kunnen vertrouwen?’ denkt Julian. Zelf weet hij het echter niet. ‘Kom Jesse, we moeten terug. Het is al laat. Sky wijst ons de weg.’ Julian probeert zelfverzekerd over te komen. Salt springt ook op en loopt achter Sky aan. ‘Hèhè’, denkt hij. ‘Eindelijk weer in beweging.’
Julian en Jesse lopen ook achter Sky aan. Julian kijkt om zich heen. Hij herkent niks. Het ziet er allemaal zo anders uit, nu het donkerder is. Eigenlijk hebben ze vanmiddag ook helemaal niet goed opgelet waar ze langs zijn gelopen. Ze gingen helemaal op in hun spel en stonden ineens voor het gangenstelsel. Hij hoopt maar dat ze op Sky kunnen vertrouwen. Nu het zo donker is, vinden ze het helemaal niet meer zo leuk in het bos.
Zo lopen ze een hele tijd achter Sky aan. Eerst een heel stuk rechtdoor, dan slaat Sky linksaf en loopt resoluut verder. Ook Salt loopt zonder aarzelen achter hem aan. Julian hoopt maar dat de honden de weg terug weten. Jesse vraagt intussen of ze wel echt de goede kant op gaan. Hij dacht dat ze juist van de andere kant waren gekomen, maar het is zo donker. Het ziet er zo anders uit.
Salt staat ineens stil en begint hard te blaffen. De jongens schrikken zich wild en springen in elkaars armen. Wat is er aan de hand? Beide staan ze te trillen op hun benen. Ook Sky begint te blaffen en beide honden kwispelen wild met hun staart … en dan zien Jesse en Julian het ook. Daar lopen opa en oma. Ze zijn nog nooit zo blij geweest om hun te zien, maar ook bang. Wat zal opa gaan zeggen?
Oma komt er als eerste aangesneld, ze is ontzettend blij de jongens te zien en neemt ze in haar armen. Ook opa is opgelucht, maar dat probeert hij niet te laten merken. Hij spreekt de jongens met een barse toon aan, zijn ogen lachen echter. Dit zien de jongens niet. Beiden krimpen ineen, wat zal er nu komen? Opa kijkt ze vervolgens met een lachend gezicht aan en zegt dat hij heel blij is om ze te zien. Ze kunnen zich weer wat ontspannen.
Samen lopen ze terug naar huis. Oma heeft nu geen zin meer om te koken. ‘Eigenlijk moeten jullie voor straf zonder eten naar bed,’ zegt opa met verheffende stem. Julian kijkt verschrikt. Hij heeft erge trek, maar ja hij snapt ook wel dat ze straf verdient hebben. Jesse kijkt opa vol verbazing aan. Meent opa dat? Hij voelt zijn maag knorren. De jongens kijken elkaar schuldbewust aan. Zonder eten op bed, dat is hen nog nooit overkomen. Beiden zien niet dat het een grapje is van opa. Ze zijn opgelucht als deze vervolgens zegt dat het een grap is. Ze halen voor deze keer zelfs patat op, dat gebeurd niet zo snel bij opa en oma.

Julian en Jesse zijn blij dat ze geen echte straf krijgen. Ze hadden gedacht nu nooit meer te mogen komen logeren. Opa en oma echter zijn allang blij dat alles goed is afgelopen. Het had heel anders kunnen lopen en stiekem moet opa ook nog wel een beetje lachen. Was hij vroeger niet precies hetzelfde geweest …

2e titel