Hoe werkt het in jouw hoofd?

hoofd

Ik zou zo graag eens in jouw hoofd willen kijken. Zien hoe jij de dingen opslaat, hoe jij zaken verwerkt, want dat het op bepaalde vlakken anders werkt dan bij ons, dat is wel duidelijk. Op dit moment is er denk ik chaos in je hoofd. Er gebeurt teveel tegelijk, teveel dingen die indruk op je maken.

Afgelopen maandag, je was net iets eerder thuis dan ik, stond je me al op te wachten bij de deur, je jas nog aan. Een groepsgenootje had in een boze bui de laptop van een ander groepsgenootje stuk gemaakt. Je was hier helemaal vol van, raakte er niet over uitgepraat. Voor ons was al snel duidelijk, hoe de leiding hierop had gereageerd. Dat liet je ons duidelijk zien.
Gisteren kwam je weer thuis vol opwinding. Een groepsgenootje had met een steen een ruit ingegooid. ‘Dat mag toch niet?’ zei je verontwaardigd. Nee, dit mag zeker niet, maar op het moment dat jij zelf boos bent gooi je ook met datgene wat voor handen is, schop of sla je de eerste de beste die bij je in de buurt staat of gooi je keihard een deur dicht. Gelukkig hebben deze boze buien van jou nog niet geleid tot het kapotgaan van een laptop, een ruit of iets dergelijks, maar de klok op de groep is in jouw boze bui gesneuveld en zo zijn er vast nog meer dingen gebeurd. Vorig jaar was jij de enige die zulk gedrag vertoonde (tenminste zo werd het ons door school geschetst, nu vragen we ons wel eens af of dat echt zo was), nu heb je groepsgenoten die op dezelfde manier reageren als jij. Ik vraag me echter af of je dit wel doorhebt. Heb je wel in de gaten dat jij dit ook doet als je boos bent? Wat gaat er toch in jouw koppie om? Je raakt er niet over uitgesproken en wil me graag het kapotte ruit laten zien op school.
Gisteren was het 11 november en dinsdag. Op dinsdag heb je zwemles. De vorige les hebben ze je gevraagd of je wel zou komen in verband met Sint Maarten en dat wilde je. We hebben het je nog een paar keer gevraagd, maar je bleef bij je besluit. Ik wist natuurlijk wel dat je, op het moment dat je met je lampion thuis kwam en de eerste kinderen voor de deur zouden staan, je het toch  leuk zou vinden om zelf te lopen.We hebben daarom vroeg gegeten , zodat je nog even kon lopen voor het zwemmen aan. Je hebt nog een half uurtje gelopen, samen met je grote broer, die jou begeleide. Erg veel deuren hebben jullie niet gehad, maar dat zou je gezien de inhoud van je tas niet zeggen. Je hebt zelfs nog een leuk cadeautje gekregen, waar bij het uitpakken thuis een kleurboek met potloden en een puntenslijper in bleek te zitten. Al het snoep ging in de pot, maar het kleurboek met toebehoren ging mee in de tas naar zwemles. Dat wilde je toch echt aan je juf laten zien.
In het zwembad aangekomen, bleek er naast jou niemand te zijn. Je had dus het hele bad voor je alleen. Ik dacht nog dat je nu wel goed zou kunnen zwemmen, want je wordt niet afgeleid. Dit had ik echter verkeerd gezien. In eerste instantie gaat het nog goed, je mag iets nieuws leren; duiken. Als je vervolgens gewoon moet gaan zwemmen is het leuke eraf. Je bent alleen maar aan het mokken, wilt niet doen wat de juf van je vraagt en als het uiteindelijk tijd is om het bad uit te gaan, ben je heel verbaast dat je niet meer mag zwemmen. Wat gaat er toch in dat koppie om?
In de kleedkamer zeg je dat je het niet leuk vindt dat je vriendje er niet is. Pas nu besef ik dat dat het is. De hele situatie is anders dan anders en daardoor lukt het niet om je best te doen. Het omkleden gaat niet van een leien dakje en boos verlaten jij en mama even later het zwembad.
Buiten loop jij weer te lanterfanteren , ik wil graag naar huis. Ik heb het wel gehad. Op het moment dat je een jongen bij de vijver ziet staan, die zegt dat hij een kikker ziet, moet jij hier vervolgens natuurlijk ook gaan kijken. De jongen is inmiddels al lang weg. Ik ben er nu klaar mee. ‘Sylvain, schiet nu toch eens op’, roep ik ongeduldig, maar deze woorden verdwijnen in het geluid van een enorme knal. We schikken ons wezenloos. Het lijkt wel het geluid van twee auto’s die op elkaar botsen ofzo. Ik  zie echter maar één auto staan, waar iemand uit stapt. Hij loopt naar voren en pakt vervolgens zijn telefoon. Dit is niet goed. Een paar mensen achter ons vragen zich nog af of ze moeten helpen, maar lopen toch naar hun auto. Gezien er verder niemand bij is, besluit ik maar om er naar toe te lopen om te zien of ik iets kan doen. Terwijl ik ernaar toe loop, komt er ook een groepje jongeren aanfietsen. Zij zijn er iets eerder. Ik zie inmiddels iemand doodstil op de grond liggen en hoor de jongen aan de telefoon zeggen dat het om een meisje van een jaar of 18-19 gaat. Voor ik het doorheb glipt Sylvain achter me langs en loopt naar de voorkant van de auto, waar ik hem snel weer vandaan roep. De jongelui blijven staan, een van hen zegt dat ze snel naar het sportcentrum rent om te kijken of er iemand is met EHBO en inmiddels is er ook een oudere vrouw gearriveerd. Mijn hulp is niet nodig, ik ga hier maar gauw weg. Sylvain heeft al genoeg gezien.
Van hem hoor ik dat het meisje bloed aan haar hoofd heeft. Hij vraagt zich af of ze dood is. Vervolgens roept hij: ‘Dit moet ik aan papa vertellen en aan Lesley’. Wat gaan ze nu doen?
Ik vraag me ondertussen af of het slim was dat ik er naartoe gelopen ben. Het was een eerste reactie om te zien of ik iets kon doen, maar ik had even niet aan mijn kind gedacht. Zelf hield ik gepaste afstand op het moment dat ik besefte dat er anderen waren die konden helpen. Ik hoefde het niet te zien. Sylvain daarentegen, had er het liefst met zijn neus bovenop gestaan en misschien wel het meisje willen oppakken van de grond. Achter de auto zien we nog iets liggen. Ik denk iets van een sjaal, Sylvain heeft een vest gezien (dat maak ik de volgende dag op uit zijn verhaal).
De hele weg naar huis hoor ik het verhaal. Over de harde knal, het meisje wat dood is, wat er nu gaat gebeuren of de man van de auto opgepakt wordt of ze 112 hebben gebeld. Er gaat van alles in dat koppie rond, hij verzint er zelf een heel verhaal bij. Ik geef aan dat er een ambulance komt, dat het niet zeker is dat het meisje dood is en ze naar het ziekenhuis wordt gebracht, meer weet ik niet te zeggen.
Sylvain doet thuis zijn verhaal, raakt er niet over uitgesproken. De volgende ochtend verteld hij dat hij heeft gedroomd, dat hij door een auto is aangereden. Bij de huisarts in de wachtkamer vraagt hij aan de mevrouw – die hij net een compliment heeft gegeven over haar mooie jas en waar ze heel leuk op reageert –  ‘Heb je het al gehoord?’ En op zijn manier verteld hij het verhaal over het meisje. Ik zie de mevrouw en ook een andere meneer die in de buurt zit, met wat vraagtekens naar mij kijken. Ze begrijpen niet helemaal wat hij bedoelt, dus ik leg het verder uit. Ook op school vertelt hij, nadat hij mij eerst  het kapotte ruit heeft laten zien, het hele verhaal in geuren en kleuren.

Het heeft veel indruk op hem gemaakt, evenals de andere gebeurtenissen. Toch vraag ik me wel af of hij er echt last van heeft. Is zijn manier van verwerken niet gewoon het aan iedereen vertellen? De manier waarop hij het verteld is ook anders dan wij het zouden doen. Niet vol emotie, maar de feiten met een stukje fantasie erbij, meer op een sensationele manier. Ik voel me best schuldig dat hij het heeft gezien, maar vraag me ook af of het anders was geweest, als hij alleen de klap had gehoord. Ik heb de hele avond en ochtend het nieuws in de gaten gehouden om te zien wat er is gebeurd of eigenlijk hoe het met het meisje is afgelopen. Ze is met zwaar hoofdletsel opgenomen in het ziekenhuis en ik vraag me af wat ze hieraan overhoudt. Dit zijn zaken waar Sylvain dan weer niet mee bezig is, hij kijkt alleen naar het gebeurde. Tenminste, dat is wat ik denk dat hij doet. Zeker weten doe ik het niet en weer denk ik: ‘Kon ik maar even in dat koppie kijken’.